
Stapsgewijs invaren
Ik schreef in 2020 al eens een column over invaren en de metaforen die daarbij voor het oprapen liggen. DNB houdt een oogje in het zeil, maken we schoon schip of zitten we met 2 systemen opgescheept, invaren moet evenwichtig zijn en niemand mag tussen wal en schip vallen. Afijn, een wat luchtige column dus. Deze is minder frivool, want snijdt een bloedserieus onderwerp aan waar pensioenjuristen verschillend over denken. En dan gaat het over de technisch-juridische manier waarop wordt ingevaren. Niet meteen afhaken, want het is best interessant.
Het ene kamp zegt dat je het opgebouwde pensioen eerst moet wijzigen volgens de spelregels van het wijzigen van de pensioenovereenkomst. Dat zijn de bekende regels: via de cao-tafel, door de werkgever met instemming van de OR, tussen werkgever en werknemer, of via het eenzijdige wijzigingsbeding. Het wijzigen van de pensioenovereenkomst is stap 1 volgens dit kamp. Daarna volgt het verzoek van de werkgever[1] aan het fonds (stap 2) en vervolgens het besluit van het fonds (stap 3). Het andere kamp vindt dat stappen 2 en 3 volstaan. Ik licht dat hierna toe.
Vooraf: dit is geen pensioenjuristerij op de vierkante millimeter, maar wel degelijk een discussie met praktisch belang. Bij het ene kamp (de 3 stappen hierboven) rijzen vragen. Zoals: kunnen gepensioneerden gebonden worden door cao-partijen? Dat is niet duidelijk – er zijn proefschriften over dit onderwerp geschreven en de rechtspraak is verdeeld. Of bij een eenzijdig wijzigingsbeding; kan het zwaarwegende belang van de werkgever wel aangetoond worden? Die vragen zijn er niet als je in het andere kamp (van 2 stappen) zit.
Waarom 2 en geen 3? Invaren is een andere – rare – benaming voor een interne collectieve waardeoverdracht (cwo). Deze figuur kennen we sinds jaar en dag en is geregeld in artikel 83 Pw en daarvóór in 32ba van de Psw. Als de pensioenovereenkomst voor de toekomst wordt gewijzigd in een dc-regeling en als je het opgebouwde db-stuk ook wilt wijzigen in dc, dan verzoekt de werkgever dat aan het fonds en het fonds rekent de db-aanspraken om naar dc. Maar alleen als de werknemer dat ook wil. De werknemer heeft dus bezwaarrecht.
Voor ‘invaren’ in verband met de transitie is een specifiek artikel in de Pw opgenomen, 150m. Dat artikel is identiek aan 83, met één verschil: geen bezwaarrecht. Wat overblijft is het verzoek van de werkgever en het besluit van het fonds. Twee stappen dus.
Worden de 3 stappen van het ene kamp gevolgd bij een reguliere interne cwo van artikel 83 – en ik kan niet bedenken waarom dat kamp bij een reguliere cwo van 83 ineens van mening zou zijn dat daar, anders dan bij 150m, wel 2 in plaats van 3 stappen gelden – dan rijst de vraag: wat als cao-partijen het opgebouwde db-pensioen hebben gewijzigd volgens de regelen der kunst en de werknemer bezwaar maakt? Wordt het besluit van cao-partijen dan weer tenietgedaan voor deze werknemer? Dat is onlogisch en past niet in het systeem van de (pensioen)wetgeving. Een catch-22. Het leidt daarom geen twijfel dat bij artikel 83 2 stappen gelden. En als dat bij 83 Pw zo is, dan is dat bij 150m natuurlijk niet anders.
En zo zijn er nog meer steekhoudende argumenten die pleiten voor het andere kamp. Maar omdat een column natuurlijk ook een beetje te behappen moet blijven, vond ik dit eerst wel even voldoende. 3 keer raden in welk kamp ik zit.
[1] Onder werkgever wordt volgens art. 150b Pw verstaan: de partijen die de wijziging van de pensioenregeling zijn overeengekomen.