Spring naar inhoud
Risicohouding

Naar een beleggingsbeleid dat past bij de risicohouding van uw deelnemers

In het nieuwe stelsel krijgen deelnemers meer te zeggen over de risico’s die ze willen lopen met hun latere pensioeninkomen. Als pensioenuitvoerder verplicht de Wet toekomst pensioenen (Wtp) u daarom om uw beleggingsbeleid goed aan te laten sluiten op hun risicohouding. Daarvoor voert u onderzoek uit, bepaalt u de risicohouding van uw deelnemers en baseert daarop uiteindelijk uw beleggingsbeleid en toedelingsregels. Maar hoe komt u nu van risicohouding tot zo’n passend beleggingsbeleid?

Naar een beleggingsbeleid dat past bij de risicohouding van uw deelnemers

In de Wtp staan 4 fases omschreven om tot passend beleggingsbeleid en goede toedelingsregels te komen. Dat begint bij het afnemen van een risicopreferentieonderzoek, vervolgens is er het vaststellen van de risicohouding, de vertaling van de risicohouding naar het beleggingsbeleid, en tenslotte de jaarlijkse toetsing van het beleggingsbeleid. Waar de AFM straks in de eerste fase toezichthouder is, wordt DNB dat in de andere 3 fases. En waar de AFM al meer guidance en verduidelijking heeft gegeven over de eerste fase, heeft DNB dat nog niet gedaan voor de andere 3. Vandaar dat hier nog veel vragen over zijn. In dit artikel staan we stil bij de derde en vierde fase: hoe u tot passend beleggingsbeleid en goede toedelingsregels komt en de jaarlijkse toetsing erna. Een overzicht van de 4 fases en links naar de artikelen met meer uitleg erover, vindt u in dit artikel.

Start fase 3 met een ALM-analyse

Voor het vaststellen van de risicohouding zijn er 3 maatstaven, zo schreven we in het artikel over fase 2. Deze maatstaven vormen duidelijke kaders waar het beleggingsbeleid en de toedelingsregels nu in de volgende fase, fase 3, aan moeten voldoen. Deze fase start u met iets dat u ongetwijfeld al kent: een ALM-analyse. Hiervoor stelt u beleggingsbeginselen vast, maakt u aannames en bekijkt u een aantal mogelijke lifecycles (en eventuele toedelingsregels). Vervolgens rekent u de mogelijke lifecycles door en ziet u – per cohort – de uitkomsten, in termen van pensioenuitkeringen. 

Een goed passend beleggingsbeleid kan ze zo 20% extra welvaart opleveren, is onze ervaring

Uitkomsten vergelijken met risicomaatstaven

U bekijkt per lifecycle of de uitkomsten binnen de risicomaatstaven passen. Heeft een lifecycle een langetermijn risico van 80%, dan past dat bijvoorbeeld niet wanneer u een langetermijn risicomaatstaf hanteert van (maximaal) 60%. Van de lifecycles die wel binnen de risicohouding passen, weegt u af welke mate van risico en verwacht rendement het beste bij uw deelnemers passen. Dit kunt u doen met het ‘zekerheidsequivalent’. Hiermee vertaalt u de verdeling van mogelijke uitkomsten naar één getal dat staat voor de verwachte uitkomst, inclusief een afslag voor het aanwezige risico. Hoe minder risico deelnemers kunnen en willen nemen, hoe groter de afslag voor dat risico. Daarmee is het zekerheidsequivalent een goede indicator: de lifecycle met het hoogste zekerheidsequivalent levert naar verwachting de meeste welvaart op voor uw deelnemers. Een goed passend beleggingsbeleid kan ze zo 20% extra welvaart opleveren, is onze ervaring. 

Kanttekening: de scenarioset

Er is wel een complicerende factor. De ALM-analyse, benodigd in fase 3, doet u op basis van uw eigen scenarioset of die van uw adviseur. Het vaststellen van de risicohouding in fase 2 en het toetsen aan de risicohouding in fase 4 gebeurt echter op basis van een DNB-scenarioset. Daardoor is het proces niet altijd consistent: wat het beste past bij de eigen scenarioset, past wellicht minder goed bij de DNB-scenarioset, en andersom. Het kan daarom wenselijk zijn om de maatstaven van de risicohouding (in fase 2) zodanig vast te stellen dat een beleggingsbeleid mogelijk is dat bij beide scenariosets past. 

Fase 4: jaarlijkse toetsing

De laatste fase, fase 4, is de jaarlijkse toetsing waarin u beoordeelt of het beleggingsbeleid nog steeds aansluit op de risicohouding. Daarvoor rekent u het beleid door met de DNB-scenarioset die op dat moment geldig is. Deze scenarioset verandert regelmatig, wanneer de rente wijzigt of als er nieuwe parameters van de Commissie Parameters komen. Ook de uitkomsten van de berekening kunnen dus variëren. In een eerder onderzoek voerden we 2 berekeningen uit voor een verwacht rendement van een cohort. Bij de scenarioset van het eerste kwartaal uit 2022 kwam daar 40% uit. De scenarioset van het eerste kwartaal uit 2023 leverde 32% als uitkomst op. Wanneer we de verwachtingsmaatstaf initieel op 35% zetten, was dezelfde lifecycle het ene jaar wel, maar het jaar erop dus niet meer passend bij de risicohouding. Dit is nog een reden om de maatstaven in fase 2 niet te strak vast te stellen. Naast de jaarlijkse toetsing, vraagt de Wtp van u dat u eens in de 5 jaar opnieuw onderzoek doet naar de risicohouding van uw deelnemers. Dit levert u natuurlijk meer werk op dan alleen de jaarlijkse toetsing.

Ondanks de geschetste onzekerheden zijn we wel positief over de verhoogde aandacht voor de risicohouding van deelnemers

Een beter passend pensioen

Ondanks de geschetste onzekerheden in dit artikel en de vorige uit deze serie, zijn we wel positief over de verhoogde aandacht voor de risicohouding van deelnemers. Bovendien zullen er de komende jaren ongetwijfeld nadere guidance en lagere regelgeving volgen. Gecombineerd met de ervaring die u als uitvoerder en wij als puo ondertussen opdoen, gaan we onze weg wel vinden. Met als resultaat dat uw deelnemers straks kunnen rekenen op een beter passend pensioen en welvaartswinst.

Serie artikelen: in 4 fases van risicopreferentie naar beleggingsbeleid

In de Wtp zijn 4 fases vastgelegd waarin u van een onderzoek tot passend beleggingsbeleid komt. In een serie artikelen lopen we met u door de 4 fases. Dit is het vierde en laatste artikel in de reeks. In het vorige artikel las u hoe u van risicopreferentieonderzoek tot risicohouding komt. Behoefte aan overzicht? Dat vindt u in het artikel over de 4 fases.

Auteur