Spring naar inhoud

Wetsvoorstel fuserende bedrijfstakpensioenfondsen ingediend

Op 7 oktober 2017 heeft demissionair staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel “Wet fuserende bedrijftakpensioenfondsen” naar de Tweede Kamer gestuurd. Het voorstel houdt in dat verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen kunnen fuseren, zonder dat hun vermogens direct moeten worden samengevoegd. Met name voor de  verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen die worstelen met hun  levensvatbaarheid – de kleinere en middelgrote fondsen – kan dit volgens het kabinet interessant zijn. 

De voorwaarde dat een verplichtgesteld fonds één ongedeeld vermogen heeft, blijft volgens het voorstel gedurende maximaal vijf jaar buiten werking. Samen met onder meer de eis van de doorsneepremie behoort de voorwaarde van één ongedeeld vermogen tot de belangrijkste kenmerken van solidariteit tussen alle betrokkenen bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds. Deze solidariteit vormt mede de basis voor de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling. Het kabinet denkt dat door de voorwaarden die worden gesteld aan de fusie van verplichtgestelde bedrijfstakpensioen- fondsen, de mogelijke risico’s voor de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling voldoende worden beperkt.

Voorwaarden aan fusie

Doel van het voorstel is te komen tot een verdergaande schaalvergroting (consolidatie).

  • De fusie met gescheiden vermogens staat alleen open voor verplichtgestelde pensioenfondsen met een vermogen van ieder minder dan € 25 miljard.
  • Maximaal  vijf verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, die gericht zijn op bedrijfstakken waarvan kan worden aangetoond dat deze een bepaalde samenhang vertonen, kunnen fuseren.
  • Het fusiefonds mag maximaal vijf jaar gescheiden vermogens aanhouden. In die periode houden de verschillende groepen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden hun eigen afgescheiden vermogen en vormen zo een ‘vermogenskring’. De solidariteit is in die periode beperkt tot de eigen kring.


Dat pensioenfondsen gescheiden vermogens mogen aanhouden heeft als achtergrond dat  verschillen in dekkingsgraad geen belemmering hoeven te zijn om samen te gaan. Voorwaarde  is wel dat de pensioenfondsen duidelijk kunnen maken dat die verschillen niet in een keer overbrugd kunnen worden. Als het niet binnen vijf jaar lukt om tot één financieel geheel te komen, kan die termijn eenmaal met een jaar worden verlengd.

Voorwaarde om te mogen fuseren is verder dat de bedrijfstakpensioenfondsen vooraf beschrijven hoe het fusiefonds wordt gesplitst, als het toch niet lukt om tijdig tot één financieel geheel te komen. Mocht het tot zo’n splitsing komen, dan kan de termijn van vijf jaar met maximaal twee jaar worden verlengd.

Na de fusie heeft het nieuwe fonds een verplichtstelling met dezelfde (alsdan gezamenlijke) werkingssfeer als de aparte fondsen voorheen. Dit eventueel aangevuld met dezelfde gezamenlijke vrijwillige werkingssfeer.

Kritische reacties

De Pensioenfederatie heeft het voorstel bekritiseerd en vraagt het nieuwe kabinet het wetsvoorstel in te trekken. Volgens de Federatie wordt de doelstelling, schaalvergroting en daardoor lagere uitvoeringskosten, met dit voorstel niet gehaald. Bovendien zal, door de veelheid aan voorwaarden die aan de fusie worden gesteld, het voorstel volgens de Pensioenfederatie in de praktijk nauwelijks betekenis hebben. 

Ook de Afdeling wetgeving van de Raad van State heeft in haar advies aan de regering twijfels geuit over het voorstel. Zo benadrukt de Raad van State dat het overbruggen van dekkingsgraadverschillen soms pijnlijke maatregelen vereist.

Het is dus vooralsnog afwachten hoe de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel zal verlopen en of het nieuwe kabinet het voorstel overneemt.