Spring naar inhoud

Wel of geen recht op premievrije voortzetting van pensioenopbouw?

Als een dienstverband eindigt voordat de WAO of WIA ingaat, kon nog wel eens onduidelijkheid bestaan over de vraag of wel of geen recht bestaat op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. In april 2019 oordeelde het hof dat dat recht niet bestaat, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden. Volgens het Convenant Arbeidsongeschiktheidspensioen kan deze situatie zich niet meer voordoen. Wat is er aan de hand?

De casus

Op 1 juli 1992 treedt de werknemer in dienst als magazijnmedewerker met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar. Hij wordt deelnemer in het pensioenfonds van zijn werkgever. De werknemer raakt arbeidsongeschikt waarbij de eerste ziektedag 3 december 1992 is. Op 4 december 1993 gaat zijn WAO-uitkering in.

Het pensioenreglement bepaalt dat aan een deelnemer die arbeidsongeschikt is bij het bereiken van de maximum-uitkeringstermijn bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet (12 maanden), premievrijstelling wordt verleend. Onder arbeidsongeschiktheid verstaat het pensioenreglement, arbeidsongeschikt in de zin van de WAO. Volgens de WAO is iemand arbeidsongeschikt als hij of zij “als gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid te verdienen wat gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, met arbeid gewoonlijk verdienen”.

Op 1 juli 1993 eindigt de arbeidsovereenkomst tijdens de ziekteperiode, maar vijf maanden vóór ingang van de WAO-uitkering.

De rechtsvraag

Kijkend naar de (hieronder opgenomen) relevante bepalingen van het pensioenreglement, bestaat er dan recht op premievrije voortzetting van pensioenopbouw?

De uitspraak

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen recht bestaat op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid omdat niet voldaan wordt aan de voorwaarden daarvoor.

Daarbij redeneert het Hof als volgt: Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst eindigt het deelnemerschap en dus de pensioenopbouw. Uitzondering daarop is de situatie van voortzetting van het deelnemerschap bij arbeidsongeschiktheid. Het moet dan wel gaan om een deelnemer die arbeidsongeschikt is bij het bereiken van de termijn zoals bedoeld in de Ziektewet. Die termijn bedraagt één jaar. Dat betekent dus dat men op het moment waarop de termijn van een jaar verstreken is (in dit geval 3 december 1993), nog werknemer en deelnemer moet zijn en een jaar arbeidsongeschikt. En dat was hier niet het geval omdat de arbeidsovereenkomst op 1 juli 1993 eindigde.

Commentaar

Vooral als het dienstverband eindigt vóórdat de WAO of WIA ingaat, kon nog wel eens onduidelijkheid bestaan over de vraag of wel of geen recht bestaat op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Het begrip arbeidsongeschiktheid in de WAO/WIA ziet immers op de situatie waarin iemand door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling niet kan werken en staat los van de vraag of de wachttijd wel of niet doorlopen is. Doordat in deze casus voorwaarde was dat het deelnemerschap bestond op het moment van ingang van de WAO, bestond geen recht op premievrijstelling. Iemand met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar zou daarvoor dus nooit in aanmerking kunnen komen, simpelweg omdat de WAO/WIA pas ingaat nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd. 

Met de inwerkingtreding en de toepassing van het Convenant Arbeidsongeschiktheidspensioen kan deze situatie zich niet meer voordoen. Dan geldt immers dat de pensioenregeling waarin de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag, de premievrijstelling dekt tot de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die gold bij einde dienstverband.

Uit het pensioenreglement

 “Artikel 1

Begripsomschrijvingen

(…)

arbeidsongeschikt: arbeidsongeschikt in de zin van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. De vaststelling - al dan niet met terugwerkende kracht - van de mate van arbeidsongeschiktheid door het uitvoeringsorgaan van die Wet is beslissend voor de toepassing van dit reglement;

maximum uitkeringstermijn: de maximum uitkeringstermijn - bedoeld in artikel 29, tweede lid van de Ziektewet - berekend met inachtneming van het bepaalde in dat artikel. (…)

Artikel 2

Deelnemerschap

 (…)

3. Het deelnemerschap eindigt:

c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het eindigen van de verplichting tot deelneming, dan wel wanneer de werknemer niet langer behoort tot een groep, waarvoor de deelneming is overeengekomen, tenzij de deelneming wordt voortgezet voor eigen rekening overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 5 van dit reglement, dan wel wordt voortgezet in geval van arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 12 van dit reglement.

(…)

Artikel 12

Bijdragevrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid

1.a. Voor een deelnemer, die arbeidsongeschikt is bij het bereiken van de maximum-uitkeringstermijn, wordt vanaf het einde van die termijn vrijstelling van de voor hem verschuldigde bijdrage verleend op basis van onderstaande tabel.

(…)”

Auteur