Spring naar inhoud

Verken de grenzen: 3 aandachtspunten op weg naar keuzebegeleiding

Op 1 januari 2023 gaat de Wet toekomst pensioenen naar verwachting in, met daarin een nieuw artikel: keuzebegeleiding. U wordt als pensioenuitvoerder verplicht om – binnen een open norm – pensioendeelnemers te begeleiden bij hun pensioenkeuzes. Het is belangrijk dat u nu alvast over keuzebegeleiding nadenkt. Wat moet u minimaal, wat mag maximaal en hoe wilt u binnen deze grenzen keuzebegeleiding aanbieden? We zetten 3 aandachtspunten voor u op een rij.

1. Nog niet alles ligt vast

Volgens het artikel Keuzebegeleiding (artikel 48a Pensioenwet) zijn pensioenuitvoerders per 1 januari 2023 verplicht om pensioendeelnemers adequaat te begeleiden bij het maken van keuzes. En daarvoor moeten ze een keuzeomgeving inrichten. Keuzebegeleiding is nodig omdat pensioendeelnemers steeds meer en steeds complexere pensioenkeuzes moeten maken. Maken ze verkeerde keuzes, dan kan dat ongunstige financiële gevolgen hebben. Tot nu toe was u alleen wettelijk verplicht om deelnemers te informeren. Aanbieden van informatie is nog steeds belangrijk, maar niet (altijd) genoeg. Vaak is keuzebegeleiding nodig om een passende keuze te maken die aansluit op de situatie van deelnemers. Een deelnemerswebsite van pensioenuitvoerders kan daarbij helpen. De wet is nog niet in beton gegoten, dus er is nog niet bekend wat u (minimaal) moet aanbieden. Ook is keuzebegeleiding als open norm geformuleerd. Dit betekent dat u – afhankelijk van de invulling in lagere wetgeving – zelf de ruimte heeft hoe u keuzebegeleiding inricht. De toezichthouder bewaakt de grenzen.

Van informeren naar een passende keuze kunnen maken

Tot nu toe was u wettelijk verplicht om pensioendeelnemers evenwichtig en begrijpelijk te informeren bij pensioenkeuzes. Dit blijft zo. En met keuzebegeleiding wordt u verplicht deelnemers te begeleiden bij het maken van een passende keuze. Bij uitruil van het ouderdomspensioen met partnerpensioen bijvoorbeeld volstaat het nu nog om uw deelnemers te informeren over hoeveel ze krijgen en wat dan het resterende pensioen is. In de nieuwe wet moet u meer informatie geven waarmee uw deelnemers een passende keuze kunnen maken. Dus naast wat uw deelnemers krijgen en overhouden, moet u inzicht geven in de gevolgen die dit kan hebben voor de persoonlijke situatie van uw deelnemers. Dit betekent dat u meer van iemand moet weten. Weet u bijvoorbeeld dat een deelnemer een laag inkomen heeft? Dan is uitruil vaak geen passende keuze, ook al lijkt het aanlokkelijk.

2. Keuzes maken geeft stress

Pensioendeelnemers krijgen veel pensioenkeuzes voorgeschoteld. Die spelen op verschillende momenten in het leven, vaak al ver voor het pensioneren. Dat worden er steeds meer en ze worden complexer. Denk aan keuzes als bijsparen, waardeoverdracht, uitruil ouderdomspensioen bij uitdienst en eerder stoppen met werken. Al die keuzes geven stress. Terwijl deelnemers juist behoefte hebben aan een gevoel van zekerheid en vertrouwen, zo weten we uit eigen klantonderzoek. Ze willen rust in hun financiële zaken. Daarom willen ze dat een pensioenuitvoerder naar hun persoonlijke situatie kijkt, hier over meedenkt en hen ondersteunt in het maken van relevante keuzes. Het liefst willen ze een advies over hun pensioen. Want zo ervaren ze veiligheid en zekerheid. Vergelijk het met een hypotheek afsluiten, iets wat iemand hooguit een paar keer in het leven doet. Voor het hypotheekgesprek zoeken mensen zelf al wat zaken uit. Ze zijn zich ervan bewust dat ze lang niet alles weten over dit onderwerp. Daarom gaan ze naar een adviseur. Iemand die naar hun persoonlijke situatie kijkt. Deze vraagt naar de wensen en de financiële situatie en geeft aan wat de best passende optie(s) zijn. Het is dus belangrijk om zorgvuldig onderzoek te doen naar klantbehoeftes en de keuzes op een passende manier aan te bieden.

Het liefst willen deelnemers een advies over hun pensioen. Want zo ervaren ze veiligheid en zekerheid.

3. Dit zijn de grenzen (volgens ons)

Ook al is nog niet bekend hoe keuzebegeleiding precies in wetgeving wordt uitgewerkt, we kunnen al wel een eerste inschatting maken van wat pensioenuitvoerders minimaal aan keuzebegeleiding moeten aanbieden: de ondergrens. En hoe ver ze erin kunnen gaan: de bovengrens.
 

  • Op basis van de wettekst komen we tot de volgende ondergrens:
    Als het financiële resultaat van een keuze in de planningsomgeving van de pensioenuitvoerder vergeleken kan worden met iemands persoonlijke situatie, dan is het mogelijk en wenselijk om te bepalen of de keuze passend is.
    Het zou dus minimaal mogelijk moeten zijn dat deelnemers zelf inkomsten en uitgaven aan de keuzeomgeving kunnen toevoegen.
     
  • Dit zien we als de bovengrens:
    Daar waar het adviseren vérder gaat dan advies over (de keuzes binnen) de eigen pensioenregeling. Namelijk: over andere (financiële) producten en pensioenen die ergens anders zijn opgebouwd.

Een voorbeeld: u kunt wél adviseren over een hoog-laagconstructie, een bedrag ineens of bijsparen in uw eigen vrijwillige regeling. U kunt niét adviseren over bijvoorbeeld het aflossen van een hypotheek, een lijfrente of het gebruik van spaargeld. Goed om te beseffen dat er in de praktijk al vaak sprake is van advies, bijvoorbeeld bij het gebruik van defaultkeuzes of in individuele gesprekken met consulenten.

AFM biedt ruimte binnen grenzen

De AFM houdt toezicht op de nieuwe open norm keuzebegeleiding. Pensioenuitvoerders krijgen ruimte om de grenzen op te zoeken. Zo stelt de AFM onder meer dat pensioenuitvoerders informatie moeten inwinnen over het totale – ook ergens anders – opgebouwde pensioen, over de AOW en over de uitgaven om zo een beeld te krijgen van de financiële positie van deelnemers. Ook zouden pensioenuitvoerders uitgaven moeten inventariseren, zoals woonlasten na pensionering, aflossing van schulden en een eventuele alimentatieplicht.

Dit zijn zaken om vast over na te denken bij keuzebegeleiding

  • Verken de wettelijke grenzen van keuzebegeleiding. Kijk welk niveau u tussen de onder- en bovengrens kiest. Wilt u het minimale aan keuzebegeleiding aanbieden of gaat u voor het maximale of voor iets dat daartussen zit?
  • Ga na welke keuzemomenten u het meest belangrijk vindt. Dit kan per regeling verschillen. Kijk onder meer naar de populatie en de sector.
  • Verdiep u in uw doelgroep, onderzoek hun behoeften. Kijk naar hun persoonlijke situatie, denk met ze mee en ondersteun of adviseer ze in de te maken keuzes.
  • Bedenk welk doel u met keuzebegeleiding wilt bereiken. En bedenk daarbij ook of de kosten tegen de baten opwegen.
  • Bedenk welke middelen u wilt inzetten voor keuzebegeleiding. Dit hangt samen met het niveau van keuzebegeleiding dat u wilt aanbieden en de behoeften van uw doelgroep. Denk aan middelen als een digitale keuzeomgeving, gebruik van financiële apps, inzet van videogesprekken of pensioenconsulenten.
  • Denk vast na over hoe het zit met kosten en aansprakelijkheid bij keuzebegeleiding.

En nu verder?

U kunt de komende periode meer artikelen van ons verwachten. Wilt u hierover met ons in gesprek gaan? Neem dan contact op met uw accountmanager of een van de auteurs van dit artikel.

Auteurs