Spring naar inhoud

Risicohouding krijgt officiële status

In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is per 1 januari 2015 een paragraaf opgenomen over het begrip ‘risicohouding’. Een term die niet nieuw is in de pensioenwereld. Pensioenfondsen zijn altijd al bezig geweest om af te wegen welke risico’s aanvaardbaar zijn om hun ambities te verwezenlijken. Binnen de Pensioenwet (artikel 102a) en het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (artikel 1a) heeft de risicohouding nu echter een officiële status gekregen. 

Risicohouding binnen de Pensioenwet

De wetgever vindt het van belang dat de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van een pensioenfonds helder zijn. Bij het bepalen van die uitgangspunten is het voor het pensioenfondsbestuur, in samenspraak met sociale partners en de bij het pensioenfonds betrokken organen, belangrijk om te beoordelen in hoeverre het pensioenfonds beleggingsrisico’s kan en wil lopen.

De risicohouding vormt de basis voor:

  • aanvaarding van de opdracht van sociale partners door het pensioenfonds;
  • vaststellen van het beleid, zoals het strategisch beleggingsbeleid;
  • verantwoording van het pensioenfondsbestuur over het gevoerde beleid.

Om deze risicohouding concreet te maken, dient het pensioenfondsbestuur, na overleg met de sociale partners, zich te baseren op de kenmerken van het pensioenfonds. Daarbij moet het verscheidene beleidsuitgangspunten binnen het beleidskader hanteren. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • de gewenste maximale premiestijging;
  • de gewenste kans op realisatie van toeslagen;
  • het maximaal acceptabele niveau van kortingen;
  • de gewenste mate van koopkrachtbehoud. 

Vastlegging risicohouding

Het pensioenfonds dient conform artikel 102a van de Pensioenwet haar doelstellingen en uitgangspunten, waaronder de risicohouding, in een opdrachtformulering aan de sociale partners vast te leggen. Hierbij moet rekening worden gehouden met een aantal zaken:

  1. De risicohouding voldoet aan de prudent person regel.
  2. Voor de lange termijn komt de risicohouding tot uitdrukking in de door het pensioenfonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets.
  3. Voor de korte termijn komt de risicohouding tot uitdrukking in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor.

Ook in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) moet de risicohouding worden vastgelegd. Op korte termijn heeft DNB gesteld dat pensioenfondsen een geactualiseerde ABTN moeten indienen vóór 1 juli 2015. Als per die datum de risicohouding nog niet adequaat is vastgelegd, geldt echter dat een aangepaste versie per 1 oktober 2015 mag worden aangeleverd. Deze datum valt samen met de uiterste inzenddatum van de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets.

Invulling risicohouding

TKP adviseert en ondersteunt pensioenfondsen bij de invulling van de risicohouding. Dit gebeurt onder andere door relevante berekeningen, bijvoorbeeld de vaststelling van het VEV of haalbaarheidstoetsen, uit te voeren. Deze berekeningen kunnen helpen bij het totale proces om de risicohouding vorm te geven.

Tijdens dit proces wordt een aantal toetsen met randvoorwaarden voor de eerder genoemde beleidsuitgangspunten geformuleerd. Vervolgens wordt met behulp van de nieuw ontwikkelde tool ‘Vision Quest’ onderzocht of er één of meerdere beleggingsstrategiën zijn die aan de gestelde voorwaarden voldoen. Hierbij wordt in eerste instantie ’onbevooroordeeld’ gekeken. Hiermee wordt bedoeld dat keuzes gemaakt dienen te worden op basis van de beleidsuitgangspunten en niet op basis van een voorkeursstrategie. Ten slotte wordt bekeken welke strategie het beste past bij de visie van het bestuur. De gekozen beleggingsstrategie bepaalt vervolgens de uitkomsten van het VEV en de (aanvangs)haalbaarheidstoets en daarmee de kwantitatieve invulling van de risicohouding.

Overigens kan het zo zijn dat er geen enkele variant is die voldoet aan alle gestelde randvoorwaarden. In dat geval zal het bestuur terug naar de sociale partners moeten, omdat zij de gestelde opdracht niet kan uitvoeren.

De toetsen en bijbehorende randvoorwaarden kunnen vervolgens gebruikt worden bij een eventuele herijking van het strategische beleggingsbeleid en gemonitord worden in het kader van integraal risicomanagement.