Spring naar inhoud

Rechtspraak

Een arbeidsovereenkomst kan eindigen nadat één van de partijen die overeenkomst – met inachtneming van de geldende opzegtermijn – heeft opgezegd. Maar werkgever en werknemer kunnen ook afspreken dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege – automatisch dus en zonder opzegging – eindigt als de AOW- of de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.

De casus

Dat de AOW-gerechtigde leeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd als twee volstrekt verschillende begrippen kunnen worden geïnterpreteerd blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 september dit jaar.

In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de werknemer. Werkgever en werknemer verschillen van mening over de vraag wat precies onder 'pensioengerechtigde leeftijd' moet worden  verstaan. Is dat de AOW-leeftijd, of is dat de pensioenleeftijd zoals die is opgenomen in het pensioenreglement? Zou het om de AOW-leeftijd gaan, dan eindigt de arbeidsovereenkomst op 31 mei 2018; zou de pensioenleeftijd in het pensioenreglement gelden dan zou dat 31 mei 2020 zijn. Een verschil van twee jaar dus.

De werknemer heeft na 31 mei 2018 niet meer gewerkt omdat de werkgever zich op het standpunt stelde dat de arbeidsovereenkomst met ingang van die datum was geëindigd. De werknemer is het daar niet mee eens, stapt naar de rechter en vordert van de werkgever dat zij toegelaten wordt om de werkzaamheden te hervatten met doorbetaling van salaris tot het bereiken van de reglementaire pensioenleeftijd van 68 jaar.

De kantonrechter: ‘AOW-leeftijd’

In eerste instantie stelt de kantonrechter de werknemer in het ongelijk. Met 'pensioenleeftijd' kan volgens de kantonrechter niet de pensioenleeftijd in het pensioenreglement bedoeld zijn. Een belangrijk argument daarvoor is dat de werknemer op grond van de bepalingen van het pensioenreglement zelf de ingangsdatum van haar (flexibel) pensioen kan kiezen en het ligt niet voor de hand dat het de bedoeling is geweest dat het einde van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is van de keuze van de werknemer. Een ander argument is dat de pensioenleeftijd vanaf 1 januari 2018 verhoogd is van 67 naar 68. Zou de reglementaire pensioenleeftijd gelden, dan zou dat betekenen dat ineens alle werknemers (ook zij die bijna 67 zijn) van het een op het andere moment het recht zouden krijgen om een jaar later met pensioen te gaan. Dat kan volgens de kantonrechter niet de bedoeling zijn.

Het gerechtshof: ‘Reglementaire pensioenleeftijd’

In hoger beroep ziet het Gerechtshof dat echter anders. Het hof is van mening dat met pensioengerechtigde leeftijd, wel degelijk de reglementaire pensioenleeftijd (68 dus) wordt bedoeld. Partijen zijn bij het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst in 2003 uitgegaan van een einde van de arbeidsovereenkomst op de leeftijd van 62 jaar. De AOW-leeftijd was toen 65 jaar en was dat al vanaf 1957, dus gedurende 56 jaar. Hieruit blijkt volgens het Hof dat partijen niet hebben beoogd aan te sluiten bij de op enig moment geldende AOW-gerechtigde leeftijd, maar bij de reglementaire pensioenleeftijd.

Het argument van de kantonrechter dat het niet de bedoeling kan zijn dat de werknemer zelf de keuze heeft bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst en dat om die reden de AOW-leeftijd en niet de reglementaire pensioenleeftijd bedoeld is, gaat volgens het Hof niet op. Het pensioenreglement voorziet weliswaar in de mogelijkheid dat de werknemer vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd de arbeidsovereenkomst opzegt en zijn pensioen vervroegd laat ingaan. Maar dat is geen einde van rechtswege zonder opzegging. Dat is alleen zo op de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer, zoals die uit het pensioenreglement volgt, te weten de leeftijd van 68 jaar.

Het Gerechtshof stelt de werknemer dus in het gelijk en de vordering tot doorbetaling van het loon tot 68 jaar wordt toegewezen.

Commentaar: TKP licht toe

Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat het erg belangrijk is om duidelijk in de (collectieve) arbeidsovereenkomst op te nemen wanneer de overeenkomst van rechtswege, automatisch dus, eindigt. Door te spreken van 'pensioengerechtigde leeftijd' ontstaat er ruimte voor interpretatie en onduidelijkheid. Als het de bedoeling is de arbeidsovereenkomst automatisch te beëindigen bij het bereiken van de AOW-leeftijd, dan is het goed om dat met zoveel woorden vast te leggen.

Auteur