Spring naar inhoud

Pensioenuitvoering en btw: hoe zit het ook alweer?

De afgelopen jaren volgden de ontwikkelingen op het gebied van btw voor pensioenfondsen zich in rap tempo op. Door wetgeving en rechterlijke uitspraken is de fiscale positie van pensioenfondsen aan verandering onderhevig. Hoe zit het ook alweer?

Beleggings- en (pensioen)verzekeringsactiviteiten van pensioenfondsen zijn vrijgesteld van btw. Deze vrijstelling geldt niet bij inkoop van diensten uit het buitenland. De heffing van de btw is dan verlegd naar het pensioenfonds in Nederland.

Koepelvrijstelling afgeschaft

Pensioenuitvoerders als TKP hadden tot 1 januari 2015 een zogenoemde koepelvrijstelling. Het voordeel hiervan was dat zij geen btw in rekening hoefden te brengen over hun dienstverlening aan pensioenfondsen. Sinds het ministerie van Financiën deze vrijstelling heeft afgeschaft, brengen pensioenuitvoerders 21% btw in rekening.

Rechterlijke uitspraken: ATP- en PPG-arrest

Het Europese Hof van Justitie heeft in het ATP-arrest (ATP is een Deense pensioenuitvoerder) beslist dat een pensioenfonds kan worden gezien als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het moet dan wel  aan de volgende criteria voldoen:

  • nationaal bijzonder overheidstoezicht;
  • het pensioenfonds wordt gefinancierd door de pensioenontvangers;
  • het spaargeld wordt belegd volgens het beginsel van risicospreiding;
  • het beleggingsrisico wordt gedragen door de leden van het pensioenfonds;

Het ATP-arrest leidt ertoe dat beheerdiensten ten behoeve van een pensioenfonds, dat voor de btw-heffing als een gemeenschappelijk beleggingsfonds moet worden behandeld, kunnen zijn vrijgesteld van btw. Op dit moment loopt er een zaak bij de Hoge Raad waarin een bedrijfstakpensioenfonds wil worden aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Als dat gebeurt, hoeven dienstverleners geen btw in rekening te brengen over hun fee aan het pensioenfonds.

De Hoge Raad heeft in een ander arrest (het PPG-arrest) definitief bevestigd dat een onderneming btw mag aftrekken op kosten voor de uitvoering van pensioenregelingen. Maar door wijzigingen in de governance-regelgeving is het niet meer mogelijk om deze diensten via de onderneming in te kopen. Het pensioenfonds draagt deze kosten en belast ze door aan de onderneming via een opslag voor uitvoeringskosten in de premie, die de uitvoeringskosten dus indirect nog steeds betaalt.

Een soortgelijke situatie ligt nu ter behandeling bij de Hoge Raad. Een pensioenfonds had kosten voor het realiseren van een collectieve waardeoverdracht doorbelast naar de onderneming, die de btw over die kosten had afgetrokken

Bezwaar indienen lonend?

Diverse pensioenfondsen zijn in overleg met hun fiscaal adviseur om te onderzoeken of zij op basis van deze rechterlijke uitspraken bezwaar kunnen indienen op hun aangiftes. In het geval van het PPG-arrest door  een deel van de btw af te trekken op de kosten van pensioenadministratie en overige uitvoeringskosten (denk aan accountant, actuaris). Btw die verband houdt met vermogensbeheerdiensten is niet aftrekbaar. De achterliggende gedachte is dat de operationele kosten van het pensioenfonds vanuit economisch opzicht door de aangesloten ondernemingen wordt gedragen. Dit vindt plaats door btw in rekening te brengen over de kostenopslag in de premie aan de aangesloten ondernemingen, zodat het pensioenfonds de btw op inkoop van diensten kan aftrekken.

In het geval van bezwaar op basis van het ATP-arrest is ook de btw over de vermogensbeheerdiensten aftrekbaar. 

Het kan lonend zijn voor pensioenfondsen om een fiscaal adviseur in te schakelen om hun btw-positie veilig te stellen. Deze adviseur kan namens het pensioenfonds gemotiveerd bezwaar indienen op de btw-aangiftes bij de Belastingdienst.

Daarnaast is het van belang dat pensioenfondsen hun leveranciers informeren over het ingediende bezwaar. Zij moeten tevens bezwaar aantekenen op hun aangifte. Onze ervaring is dat dit bezwaar gemotiveerd en met naam en toenaam van de bezwaar makende pensioenfondsen ingediend moet worden bij de Belastingdienst.