Spring naar inhoud
Activerende communicatie

Onderzoek naar laaggeletterd­heid en pensioen­communicatie: zo maakt u pensioen begrijpelijk voor iedereen

In Nederland hebben 2,5 miljoen volwassenen moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Meer dan de helft daarvan (57%) werkt, stelt de Stichting Lezen en Schrijven, en bouwt dus pensioen op. Wie recht heeft op pensioen, heeft ook recht op toegankelijke communicatie daarover. Hoe kun je anders beslissingen nemen, pensioenkeuzes doorgeven of controleren of je later genoeg hebt? TKP deed onderzoek naar laaggeletterdheid onder deelnemers. In dit artikel leest u hoe u rekening kunt houden met deze groep mensen.

Laaggeletterden bevinden zich overal onder de beroepsbevolking. Daarom is het belangrijk dat pensioenuitvoeringsorganisaties en pensioenuitvoerders in de communicatie rekening houden met deze groep. Ook wij kunnen onze dienstverlening nog beter inrichten op laaggeletterdheid. We schrijven op B1-niveau, dat tegenwoordig synoniem is voor begrijpelijk Nederlands. Maar dat bleek niet genoeg voor laaggeletterden, zo ontdekten we in onze klantreisonderzoeken en in gesprekken met onze klanten. Zeker nu in het nieuwe stelsel pensioen meer de verantwoordelijkheid wordt van het individu, is het de hoogste tijd om het wél goed te doen. Maar hoe? 

Teksten op B1-niveau staan synoniem voor begrijpelijk Nederlands, maar uit onderzoek bleek dat niet genoeg voor laaggeletterden

Op onderzoek uit

In de afgelopen periode gingen we op onderzoek uit. Op eigen initiatief en op verzoek van één van onze klanten, BPL Pensioen. We spraken met collega-pensioenuitvoeringsorganisaties en met onze eigen klanten. We gingen op bezoek bij andere uitvoerders en organisaties buiten de sector die ook veel te maken hebben met laaggeletterden. Denk aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) of de Volkskredietbank. Daarnaast voeren we al jaren klantreisonderzoeken, waar we uitgebreid uit konden putten. Samen met BPL Pensioen deden we apart onderzoek naar laaggeletterdheid onder hun deelnemers, waarvoor we ook in gesprek gingen met laaggeletterden zelf. 

5 aandachtspunten

Onze overkoepelende conclusie? Het gaat vooral om een veranderende mindset. ‘Ik wil dat ál mijn deelnemers mij begrijpen’ zou het uitgangspunt voor alle communicatie moeten zijn. De technische verbeteringen – zoals kortere zinslengtes en meer persoonlijke communicatie – zijn dan alleen nog een kwestie van aanpakken. Hieronder leest u de belangrijkste aandachtspunten uit ons onderzoek. 

Aandachtspunt 1: Maak laaggeletterdheid bespreekbaar

Laaggeletterdheid komt overal voor. Daarom weet u niet wie van uw deelnemers laaggeletterd is. Dit lukraak vragen is stigmatiserend en weinig effectief. Vanwege de schaamte die eromheen hangt, zullen weinig mensen dit toegeven. Dat maakt het lastig om deze groep gericht te bereiken of apart voor een campagne te selecteren.


Laaggeletterdheid kan het best tijdens een contactmoment besproken worden. ‘Maak het aan de telefoon of tijdens een gesprek bespreekbaar,’ adviseert de Stichting Lezen en Schrijven ons. Het is nóg beter om laaggeletterden voorafgaand aan de ontwikkeling van de communicatie te betrekken en ze te laten meelezen. Verder kunt u in schriftelijke communicatie altijd een ‘escape’ aanbieden in de vorm van een telefoonnummer. De meeste mensen die laaggeletterd zijn, pakken namelijk liever de telefoon. Wat veel laaggeletterden ook prettig vinden, is te zien dat ze niet de enigen zijn die met veel vragen zitten. Een kopje als ‘Anderen vroegen dit’ boven veel gestelde vragen, verlaagt de drempel.

Aandachtspunt 2: Zorg voor toegankelijke schriftelijke communicatie

Omdat het zo lastig is laaggeletterden als aparte doelgroep te bereiken is het belangrijk de bestaande schriftelijke communicatie zo toegankelijk mogelijk te maken. Houd in uw schriftelijke communicatie rekening met 3 niveaus van geletterdheid:

  • Mensen die geletterd zijn. Gaat het over het eigen vak, dan kunnen zij teksten op C1-niveau aan. Gaat het over pensioen, dan voelt deze groep zich beter bij B1-niveau.
  • Mensen die geletterd zijn, maar wel moeite hebben met abstracties en weinig basiskennis hebben. Deze groep moet u eerst meenemen in het onderwerp. Bijvoorbeeld: ‘Er is iets voor je partner geregeld.’ En niet: ‘Het partnerpensioen bedraagt…’. Met B1-taalniveau zit u hier goed.
  • Mensen die laaggeletterd zijn. Ze hebben moeite met lezen en al helemaal met abstracties. Bedenk dat pensioen op zich al een abstractie is. B1 alleen is voor hen daarom onvoldoende, A2 is (op onderdelen) noodzakelijk. Ook hebben ze persoonlijke ondersteuning nodig, liefst in spraak.

Aandachtpunt 3: Spraak is hét communicatiemiddel

Spraakcommunicatie, zoals telefonie en persoonlijk contact, werkt uiteindelijk het beste voor laaggeletterden. Dat kan ook een voorleesknop op de website zijn of een chatkanaal waar je ook spraakberichten kunt uitwisselen. En gaat de communicatie op het chatkanaal toch via tekst, dan zijn het korte teksten.

Mensen die laaggeletterd zijn, zijn vaak ook digitaal minder vaardig. Dat staat op gespannen voet met de groeiende inzet van online communicatie, zoals een Mijn omgeving, e-mails en andere vormen van online selfservice. Wanneer mensen moeite hebben om dit te begrijpen, is het lastiger hulp in te roepen – een brief kan je nog aan iemand laten zien. Een Facebook-groep aanmaken waarin u vooral vakinformatie van de betreffende beroepsgroep deelt, en af en toe pensioeninformatie, kan de drempel wel verlagen. Dit voedt de beroepstrots en laat een community ontstaan waarin vakgenoten elkaar kunnen helpen, ook bij het begrijpen van de pensioeninformatie.

Het gaat om een veranderende mindset. ‘Ik wil dat ál mijn deelnemers mij begrijpen’ zou het uitgangspunt voor alle communicatie moeten zijn

Aandachtspunt 4: Spreek andere vaardigheden aan

Wie moeite heeft met lezen, schrijven en rekenen, wordt creatief en ontwikkelt andere vaardigheden, zoals observeren en dingen onthouden. Mensen die laaggeletterd zijn, hebben vaak een ijzersterk geheugen. U kunt daarop inspelen door heel concreet te refereren aan eerdere contactmomenten. Ze zijn bovendien trots op hun werk of vak. Met een Facebook-groep kunt u daarop inhaken.

Die beroepstrots kunt u in een aantal sectoren ook op een andere manier aanspreken: door de werkgever in te zetten als intermediair.  En hem of haar te voorzien van laagdrempelige informatie waarmee ze de eigen medewerkers beter en persoonlijker kunnen voorlichten. Laaggeletterden vertrouwen eerder iemand die dichtbij ze staat. Ze herkennen zich minder in ‘Den Haag’, in kabinetsleden of rijksambtenaren, en hebben niet het idee dat die mensen voor hen aan het werk zijn. Een pensioenuitvoerder wordt al snel in het hokje van de beleidsmakers geplaatst. Tip: mensen die laaggeletterd zijn hebben vaak iemand in de omgeving – familie, vriendin, buurman – die ze helpt bij de administratie. Deze zou u ook als (onderdeel van) uw doelgroep kunnen zien.

Aandachtspunt 5: Begin goed, begin bij jezelf

Als uitvoerder en pensioenuitvoeringsorganisatie is het belangrijk zélf het goede voorbeeld te geven. Wanneer u zo weinig mogelijk ingewikkelde begrippen als invaren of premie hanteert, is de kans groter dat u dat in uw deelnemerscommunicatie ook niet doet.

Intern werken we hard aan ons bewustwordingsproces. Natuurlijk bij onze medewerkers die communiceren met deelnemers – telefonisch, schriftelijk of digitaal. Maar ook bij ons management. En dat adviseren ook anderen, zoals de Stichting Lezen en Schrijven. Met een schrijfwedstrijd, een enquête of kennispeiling onder collega’s weet u hoe het met de kennis van laaggeletterdheid in uw organisatie gesteld is en werkt u tegelijkertijd aan bewustzijn. Met checklists kunt u de eigen communicatie-uitingen bekijken. En met gespecialiseerde schrijfcoaches ondersteunt u uw medewerkers heel gericht. 

Geef uw mening: Onze communicatie is begrijpelijk voor mensen die moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen

Er is 2 keer gestemd Bekijk resultaten

Auteur