Spring naar inhoud

Impact van corona op werkgevers en werknemers – en dus ook op fondsen

Woelige financiële markten, mogelijke verlagingen van aanspraken en uitkeringen, administratie vanuit huis – de coronacrisis raakt ook pensioenfondsen volop. Daar komt nog een ander, vooral indirect, effect bij: de impact van corona op de werkgevers en deelnemers die bij pensioenfondsen zijn aangesloten. Denk aan het niet kunnen afdragen van premies of een lager partnerpensioen na ontslag. Wij zetten die indirecte gevolgen voor u op een rij.

De coronacrisis heeft grote gevolgen voor onze economie en daardoor ook voor de pensioensector. Verlagingen van aanspraken en uitkeringen lijken bijvoorbeeld een reëel scenario. Wellicht maakt minister Koolmees van Sociale zaken en werkgelegenheid eind dit jaar opnieuw gebruik van zijn bevoegdheid om pensioenfondsen onder voorwaarden vrij te stellen van dergelijke verlagingen. Maar het effect van de coronacrisis reikt voor deelnemers en hun werkgevers soms veel verder.   

Pensioenpremie is ook financiële verplichting

Veel werkgevers zijn van de ene op de andere dag in zwaar weer terecht gekomen. Zij kunnen financiële verplichtingen, zoals salarissen en huur, door het stilvallen van de economie en de omzetdaling niet of nauwelijks meer nakomen. Hoewel zij daar meestal niet als eerste aan zullen denken, is ook de premie die zij betalen voor de pensioenopbouw van hun medewerkers zo’n financiële verplichting.

Als een bedrijf medewerkers ontslaat, dan stopt de verdere pensioenopbouw van die deelnemers. Gaat het bedrijf failliet, dan neemt het UWV de achterstallige en niet-betaalde pensioenpremies over. Dit doet het UWV wel onder voorwaarden en voor de periode van een jaar, voorafgaand aan het faillissement.

Geen ontslag bij NOW, wel compensatie pensioenpremie

Maakt de werkgever gebruik van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), dan betekent dit voorlopig dat hij geen medewerkers mag ontslaan. De pensioenopbouw loopt dan dus door en de werkgever ontvangt vanuit de overheid compensatie voor de loonkosten, waaronder een forfaitair bedrag voor onder meer de pensioenpremie.

Lager partnerpensioen na ontslag

Overlijdt een ontslagen medewerker, dan krijgen de nabestaanden te maken met een lager partnerpensioen dan wanneer de medewerker niet was ontslagen. Dat zit als volgt. Zolang iemand in dienst is, ontvangen nabestaanden bij overlijden een partnerpensioendekking die gebaseerd is op het uitgangspunt dat de overledene tot de pensioendatum in dienst zou zijn gebleven. De periode van overlijden tot de fictieve pensioendatum telt dus mee voor de berekening van het partnerpensioen. Dit is de zogenoemde ‘coming service’.

Na ontslag is de dekking echter beperkt tot het opgebouwde partnerpensioen tót de ontslagdatum, dus zonder deze coming service. De dekking is daardoor vaak fors lager, zeker bij jongere deelnemers.

Als het partnerpensioen op risicobasis is verzekerd, verdwijnt na ontslag zelfs de volledige partnerpensioendekking. Vaak kunnen nabestaanden dan wel een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen omruilen voor een partnerpensioen. De Pensioenwet bepaalt daarnaast in artikel 55 dat als het dienstverband eindigt en het partnerpensioen op risicobasis is verzekerd, de dekking in stand blijft voor de periode dat de deelnemer recht heeft op een WW-uitkering. De dekking zelf is echter gebaseerd op de periode tót het einde van de arbeidsovereenkomst – alsof het partnerpensioen op opbouwbasis is verzekerd. De periode van de ontslag- tot de pensioendatum telt dus niet mee voor de hoogte van het bedrag aan partnerpensioen.

In beide gevallen – zowel bij omruilen als bij de dekking die artikel 55 biedt – is het partnerpensioen nog altijd fors lager. Het kan de vervallen coming service niet vervangen.

Daarom opperen koepelorganisaties in de pensioensector nu om de overlijdensdekking voor een bepaalde periode in z’n geheel in stand te laten wanneer een werknemer ontslagen is vanwege de coronacrisis. Ongeacht of het partnerpensioen op opbouw- of op risicobasis was verzekerd. Een aantal klanten van TKP kent een dergelijke regeling nu al, maar dit is zeker geen gemeengoed.

Artikel 12: voorbehoud premiebetaling

Sommige werkgevers hebben in de pensioenreglementen en uitvoeringsovereenkomsten van hun ondernemingspensioenfonds een zogenoemd ‘premiebetalingsvoorbehoud’ opgenomen. De Pensioenwet geeft in artikel 12 de mogelijkheid zo’n voorbehoud op te nemen en de premiebetaling te verminderen of te beëindigen bij ingrijpende omstandigheden. De coronacrisis is zonder meer zo’n ingrijpende wijziging van omstandigheden. Doet de werkgever een beroep op het beding, dan stopt de verdere pensioenopbouw. De pensioenregeling als zodanig verandert echter niet en de pensioenopbouw hervat weer zodra de werkgever weer premie betaalt.

Incassobeleid kan nu coulanter

Wanneer werkgevers vanwege corona in liquiditeitsproblemen komen, kunnen ze pensioenpremies vaak niet tijdig afdragen. Pensioenuitvoerders gaan daarom nu coulanter om met de inning van de premies, bijvoorbeeld door de vorderingen niet volgens standaardprocedures uit handen te geven aan een incassobureau. DNB gaf kortgeleden nog aan dat aanpassingen aan het debiteurenbeleid niet het incassorisico van uitvoerders mag vergroten. Vrij vertaald betekent dit dat pensioenuitvoerders zich er in elk geval van moeten overtuigen dat versoepeling van het debiteurenbeleid niet leidt tot minder premie-inkomsten.

NOW-regeling: effect op pensioenpremie

Werkgevers die gebruikmaken van de NOW, ontvangen compensatie voor pensioenlasten. Deze NOW is bedoeld voor werkgevers die meer dan 20% omzetverlies vanwege het coronavirus hebben. Het UWV vergoedt dan – kortgezegd – maximaal 90% van de loonkosten, met als voorwaarde dat 100% van het loon wordt doorbetaald. Is er een werknemersbijdrage voor pensioen, dan houdt de werkgever die op de normale manier in op het loon en draagt het af aan de pensioenuitvoerder. Voor de werkgeversbijdrage stelt de NOW een opslag van 30% bovenop de loonsom. In de NOW als onderdeel van het tweede noodpakket is de opslag 40%. Dit deel is bestemd voor werkgeverslasten, zoals de opbouw van het vakantiegeld, pensioen en de werkgeverspremies.

Auteur