Spring naar inhoud

Fiscale versoepeling (Prinsjesdag 2016)

Op 19 september 2016 (Prinsjesdag) heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend, waarin een aantal wijzigingen in de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt voorgesteld. Het betreft wijzigingen die in een eerder stadium zijn geopperd door de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars en zullen bijdragen aan een betere uitvoerbaarheid van pensioenregelingen.

Ingangsdatum pensioen

Het wetsvoorstel heeft onder meer betrekking op de ingangsdatum van het pensioen. Een pensioenuitkering die eerder ingaat dan de fiscale pensioenrichtleeftijd van 67 jaar moet worden herrekend naar die eerdere ingangsdatum, waarmee de uitkering lager wordt. De administratie van veel pensioenuitvoerders is ingericht op hele maanden, waarmee de pensioendatum in het pensioenreglement vaak gelijk is aan de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de 67-jarige leeftijd bereikt. Volgens de huidige fiscale regels zou een pensioen dan moeten worden herrekend van de 67-jarige leeftijd, oftewel de verjaardag, naar de eerste dag van die maand. Staatssecretaris Wiebes heeft naar aanleiding van Kamervragen goedgekeurd dat die herrekening tot 1 januari 2018 achterwege kan blijven als de herrekening ziet op de periode tussen de eerste dag van de maand en de verjaardag. Met het nu ingediende wetsvoorstel zou een dergelijke herrekening ook wettelijk (en dus ook na 1 januari 2018) achterwege kunnen blijven. Daarnaast wordt voorgesteld om het mogelijk te maken een partner- of wezenpensioen te laten ingaan op de eerste dag van de maand waarin – of volgend op de maand waarin - de deelnemer overlijdt. Volgens de huidige regels zou de ingangsdatum gelijk moeten zijn aan de dag na het overlijden.

Schrappen 100%-toets

Verder wordt versoepeling voorgesteld als het gaat om de fiscale toets op de hoogte van de pensioenuitkering. Momenteel mag een ouderdomspensioenuitkering niet hoger zijn dan 100% van het laatstverdiende loon. Voor een partner- en wezenpensioen gelden daarvan afgeleide grenzen. Het toetsen op deze grens is voor pensioenuitvoerders relatief bewerkelijk en leidt tot hogere uitvoeringskosten, terwijl in de praktijk een uitkering boven deze grenzen – mede door de fiscale grenzen in de opbouwfase – niet snel aan de orde zal zijn. Om deze reden wordt voorgesteld de 100%-toets (en de daarvan afgeleide maxima) uit de fiscale wetgeving te schrappen.

Doorwerkvereiste

Een laatste versoepeling betreft het zogenoemde doorwerkvereiste. Momenteel kan een pensioenuitkering alleen worden uitgesteld als in dienstbetrekking of als zelfstandige wordt gewerkt. Met name als de reglementaire ingangsdatum van het pensioen ligt voor de toepasselijke AOW-datum, heeft dat tot gevolg dat de ingang van het aanvullend pensioen niet kan worden afgestemd op de ingang van de AOW-uitkering, voor zover men niet werkzaam is. Daarnaast brengt een toets op dit criterium voor pensioenuitvoerders administratieve lasten met zich mee. Om deze reden wordt voorgesteld het doorwerkvereiste uit de fiscale wetgeving te schrappen.

De beoogde inwerkingtreding van de wet waarin de genoemde versoepelingen worden geregeld, was 1 januari 2017, echter de stemming op het wetsvoorstel is in verband met een onvolkomenheid in een ander deel van het wetsvoorstel uitgesteld. Naar verwachting zullen de Tweede en Eerste Kamer in februari 2017 instemmen met een novelle, waarmee de bepalingen met terugwerkende kracht per 1 januari 2017 in werking zullen treden. De Belastingdienst heeft aangegeven in het toezicht uit te gaan van deze inwerkingtreding met terugwerkende kracht. Waarschijnlijk zullen de meeste pensioenuitvoerders de pensioenreglementen waar nodig aanpassen aan de versoepelde regels.​