Spring naar inhoud
Een groot containerschip in de haven met een zeilboot op de voorgrond.
Column

Complexiteits­reductie

In het licht van de transitie naar het nieuwe stelsel willen pensioenfondsen bijzondere  pensioenvormen die niet passen in de nieuwe pensioenregeling, graag ‘opruimen’. Dat klinkt alsof ze schoon schip willen maken – en dat is ook zo. Voor het invaren, schoon schip maken. Inderdaad: de metaforen liggen voor het oprapen.

Maar even serieus. Als je gaat invaren, dan wil je niet allerlei exotische pensioensoorten met je meeslepen naar de nieuwe regeling. Niet alleen omdat ze extra communicatie en uitleg vragen, maar natuurlijk ook vanwege de complexe uitvoering en de administratieve belasting. Fondsen streven daarom naar ‘complexiteitsreductie’. De transitie naar het nieuwe stelsel – gecombineerd met invaren – is daar een goed moment voor.

Een voorbeeld daarvan is het kabouterpensioen. Het wat? Jazeker: kabouterpensioen, zo genoemd door de staatssecretaris van SZW toen het ging over pensioenaanspraken van niet meer dan 2 euro per jaar. Ook wel de ‘zeer kleine pensioentjes’ genoemd. Over exoten gesproken.

In 2018 is in de Pensioenwet (Pw) opgenomen dat deze kabouterpensioenen kunnen vervallen aan de pensioenuitvoerder. In artikel 220b Pw om precies te zijn. Dat artikel ziet echter alleen op de opgebouwde pensioenaanspraken, niet op pensioenrechten. Dus niet op de ingegane pensioenuitkeringen van 2 euro of minder, maximaal nog geen 17 cent per maand. Die kunnen niet vervallen. Omdat ze beneden de afkoopgrens liggen kunnen ze wel worden afgekocht. En dan gaat dan om een afkoopbedrag van letterlijk een paar tientjes.

Maar wat te doen als de rechthebbende niets van zich laat horen, waardoor het bedrag niet uitbetaald kan worden? Gaan de kabouterpensioenen dan mee naar het nieuwe stelsel? En krijgt de rechthebbende dan een persoonlijk pensioenvermogen in de solidaire of de flexibele premieregeling, dat belegd wordt en meeveert met de economie? Met alle gevolgen van dien, zoals periodieke communicatie? Net zolang tot de gegevens verstrekt worden en de afkoopsom kan worden uitbetaald? Dat kan jaren duren. Volgens artikel 59 van de Pw kan het immers niet verjaren. Of misschien toch wel omdat dat artikel ziet op de periodieke pensioenuitkering en niet op afkoopsommen? Vragen, vragen…

Hoe dan ook: als ergens de lak duurder wordt dan de brief, dan is het hier wel, lijkt me. Logisch dus om hier pragmatisch mee om te gaan. Bijvoorbeeld door ze niet mee te nemen naar het nieuwe stelsel, maar wel het afkoopbedrag uit te keren zodra iemand zich meldt.

Ik ga ervanuit dat er geen kleine letters of anderszins voetangels en klemmen zijn die deze handelwijze in de weg staan. En als die er zijn, dat daar dan overheen wordt gestapt. Er zijn al genoeg ingewikkelde en belangrijker zaken waar pensioenfondsen zich in de transitie over moeten buigen.

Ik durf te wedden dat u deze complexiteit nog niet bedacht had.

Auteur