Spring naar inhoud

Column: Hét Pensioenarrest

Toen ik – lang geleden – rechten studeerde bestond het vak pensioenrecht niet. Laat staan dat er pensioenjuristen waren. In het vak Burgerlijk Recht kwam in welgeteld één hoorcollege het onderwerp pensioen even ter sprake. Dat was in 1981 (ik was tweedejaars) toen het Boon/Van Loon arrest dat net door de Hoge Raad naar buiten was gebracht, behandeld werd. Dat was ook zo’n beetje het enige arrest over pensioen en werd daarom 'Het Pensioenarrest' genoemd. Iedereen wist dan waar het over ging. Dat is nu wel anders.

Wat pensioenrecht boeiend maakt is dat het raakvlakken heeft met allerlei rechtsgebieden. Zoals arbeidsrecht, fiscaal recht, overeenkomstenrecht, Europees recht, bestuursrecht en sociaal zekerheidsrecht. Het draait dus niet alleen om de PW, maar bijvoorbeeld ook om het BW.

De uitspraak waar ik in deze column bij stil wil staan is daar een mooi voorbeeld van.

Man en vrouw gaan scheiden in 1991 (Boon/Van Loon dus). De man moet alimentatie betalen aan zijn ex en doet dat ook netjes. Tot het moment waarop het Gerechtshof in 1998 bepaalt dat die verplichting al was geëindigd in 1993. De man heeft dus 5 jaar lang onterecht alimentatie betaald, ongeveer € 10.000,-. De man gaat in 2017 met pensioen. Zijn ex heeft - op grond van het Boon/Van Loon-arrest - recht op een deel van zijn pensioen. Dat deel is € 200,- per maand. De man betaalt 3 maanden maar stopt er daarna mee. De vrouw stapt naar de rechter en zij vordert betaling van het pensioen.

De man stelt dat, omdat hij ten onrechte 5 jaar lang alimentatie heeft betaald, hij dit kan verrekenen met zijn verplichting om een deel van zijn pensioen aan zijn ex te betalen. Bovendien wil hij dat wat hij al betaald heeft, terug. De vrouw stelt dat die vlieger niet opgaat omdat de vordering van de man (de onverschuldigde betaling) verjaard is en de man de zaak te lang op z’n beloop heeft gelaten door hier nu, 20 jaar later, pas mee op de proppen te komen. Zij doet een beroep op verjaring én op rechtsverwerking.

De rechter oordeelt als volgt.

  1. De vordering van de man is inderdaad verjaard. Hij wist al sinds 1998 dat hij vanaf 1993 geen alimentatie meer hoefde te betalen. De verjaringstermijn is volgens artikel 309 boek 3 van het BW, 5 jaar en de vordering is dus in 2003 verjaard.
  2. Dat betekent dat er slechts een ‘natuurlijke verbintenis’ voor de man overblijft. Artikel 3 van boek 6 BW zegt dat een natuurlijke verbintenis een verbintenis is die je niet kunt afdwingen.

Leuk geprobeerd en einde verhaal zou je zeggen. Maar zo werkt het niet. Ons BW bepaalt in 6:131 dat een verjaarde vordering weliswaar niet meer afgedwongen kan worden, maar nog wél verrekend kan worden.

  1. De man kan zijn vordering dus verrekenen met de vordering die de vrouw op hem heeft. In artikel 6:127 van het BW is die mogelijkheid tot verrekening geregeld.
  2. Het beroep van de vrouw op rechtsverwerking gaat niet op. Rechtsverwerking staat niet in de wet maar is gebaseerd op artikel 6, boek 2 BW (voor de liefhebber: de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid). Het beroep daarop slaagde niet omdat de man niet iets had gedaan waardoor de vrouw zou kunnen denken dat hij het er bij zou laten zitten. Alleen tijdsverloop is volgens constante rechtspraak niet voldoende voor rechtsverwerking.
  3. En ten slotte: de 3 maanden aan pensioen die de man al aan de vrouw betaald heeft kan hij niet terugkrijgen. Dat de man kan verrekenen betekent niet dat wat hij verplicht is te betalen nu ineens onverschuldigd heeft betaald.

De conclusie is dan dat de man iets meer dan 4 jaar lang geen pensioen hoeft af te dragen aan zijn ex. En dat de vrouw haar te veel ontvangen alimentatie niet hoeft terug te betalen. Eind goed al goed en een mooie uitspraak waaruit maar weer eens blijkt dat pensioen meer is dan alleen de PW.

Ruim 40 jaar na Het Pensioenarrest.

Auteur