Spring naar inhoud
Rechtspraak

Column: Backservice­perikelen

Je hebt van die pensioenzaken die je bij blijven. Over zo’n zaak gaat deze column. Eerst de casus: de werkgever heeft een pensioenregeling volgens het eindloonsysteem*. Een fulltime dienstverband bij deze werkgever betekent een werkweek van 36 uur. Op enig moment bepalen de cao-partijen in het arbeidsvoorwaardenoverleg dat ‘fulltime’ voortaan 38 uur in plaats van 36 uur werken betekent.

In dat kader zijn de salarissen van de betrokken medewerkers verhoogd met 38/36 (zo’n 5%). Dat verhoogde salaris is vervolgens de basis voor de verdere pensioenopbouw. Omdat het om een eindloonregeling gaat, leiden salarisstijgingen tot een achterbalkon (backservice). Het pensioenfonds had het opgebouwde pensioen dan ook vastgesteld door de laatstgeldende pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het aantal deelnemersjaren x het opbouwpercentage. Rechttoe-rechtaan is dat bijvoorbeeld 40.000 x 20 x 1,75% = € 14.000.  Maar het pensioenfonds had niet rechttoe-rechtaan gerekend, maar over de deelnemersjaren waarin de 36-urige werkweek gold, een correctiefactor toegepast van 36/38. Dus: 40.000 x (36/38 x 20 = 18,95) x 1,75 = € 13.263.

Het gaat nu om die correctiefactor, is die terecht of niet? Die vraag werd voorgelegd aan de rechter.

Volgens de eisers niet, omdat je steeds moet kijken naar het pensioenreglement zoals dat in de betreffende periode heeft gegolden. In het reglement dat gold tot de wijziging, betekende fulltime 36 uur. En in het reglement daarna was dat 38. Je was dus fulltimer en bent dat gebleven. Geen reden voor een correctie.

Het fonds ziet het anders: zonder die correctie wordt er vanuit gegaan dat een deelnemer altijd een 38-urige werkweek heeft gehad met het daarbij behorende verhoogde salaris. Dat is niet zo. De verhoging van het salaris is het enkele gevolg van de omrekening naar een 38-urige werkweek. Het is geen salarisstijging als gevolg van een algemene of individuele loonontwikkeling. En alleen over die salarisstijgingen wordt backservice toegekend in een eindloonregeling.

Eisers stelden daartegenover dat elke salarisverhoging in een eindloonregeling moet leiden tot backservice, ongeacht wat de reden voor de verhoging is. Het pensioenreglement maakt daarin ook geen onderscheid. En dus is de correctie onterecht.

Misschien denkt u: voor beide standpunten valt iets te zeggen. De Rechtbank en het Gerechtshof  vonden dat niet. Met de simpele constatering dat het uurloon niet verhoogd is, werd het fonds in het gelijk gesteld.

Waarom deze bijblijft? Omdat het een – ik geef toe, niet alledaags – pensioenvraagstuk is, waarbij je in eerste instantie misschien denkt aan een complexe casus met ingewikkelde juridische, actuariële en rekentechnische aspecten. Na het ontdoen van alle ruis en niet ter zake doende bijzaken, is de uitkomst echter verbluffend simpel en voor de hand liggend. Er is geen salarisverhoging die tot backservice moet leiden. Het uurloon is immers niet verhoogd – er wordt voor 38 uur werken betaald, waar dat voorheen voor 36 uur was. En omdat in het eindloonsysteem de formule geldt; laatstgeldende PG x deelnemersjaren x opbouwpercentage, moet de correctie worden toegepast.

Op zich wel jammer dat zoiets niet meer voor kan komen in het nieuwe stelsel.

* Tot pakweg het begin van deze eeuw kwamen eindloonregelingen vaak voor. Daarna werden ze geleidelijk aan vervangen door middelloonregelingen. 

Auteur