Spring naar inhoud

Casus: bestuur pensioenfonds ontslaat advocaat van verantwoordingsorgaan

Een verantwoordingsorgaan moet adviseren over een voorgenomen liquidatie van het pensioenfonds en een collectieve waardeoverdracht. Het laat zich bijstaan door een advocaat. Het pensioenfonds draagt hiervoor de kosten. Als het bestuur van het pensioenfonds de adviesrelatie eenzijdig beëindigt, oordeelt de rechter dat dit niet zomaar kan.

Wat is er aan de hand? Het bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel wil het pensioenfonds liquideren, en de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten collectief overdragen aan het Pensioenfonds PGB. Het bedrijfspensioenfonds moet zijn verantwoordingsorgaan – bestaand uit in ieder geval deelnemers en pensioengerechtigden – de gelegenheid geven advies uit te brengen over dit voornemen (volgens artikel 115a lid 3 sub f en sub g van de Pensioenwet). In deze casus ontstaat in het adviestraject een geschil tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Waarop het verantwoordingsorgaan een advocaat inschakelt voor bijstand in een procedure bij de Ondernemingskamer. Die procedure pakt positief uit voor het verantwoordingsorgaan, met als oordeel: het adviestraject moet opnieuw doorlopen worden.

Na de uitspraak blijft de advocaat het verantwoordingsorgaan in het adviestraject bijstaan. Maar het bestuur ziet de advocaat niet als adviseur van het verantwoordingsorgaan, dat had namelijk al een andere adviseur ingeschakeld. Ook vindt het bestuur de werkzaamheden van een advocaat – na de uitspraak van de Ondernemingskamer – niet langer noodzakelijk voor de normale uitvoering van de werkzaamheden van het verantwoordingsorgaan. Daarbij meent het bestuur dat het verantwoordingsorgaan geen eigen recht heeft een advocaat in te huren. Dat resulteert in een brief van het bestuur aan de advocaat, waarin het de opdracht tot dienstverlening – het bijstaan van het verantwoordingsorgaan – beëindigt.

In een kort geding – bij de rechtbank Den Haag – vraagt het verantwoordingsorgaan de rechter het bestuur te bevelen de brief aan de advocaat in te trekken. En dat de advocaat het verantwoordingsorgaan kan blijven bijstaan.

Beoordeling in kort geding

Beoordeling ontvankelijkheid
De rechter onderzoekt eerst of het verantwoordingsorgaan wel bij de civiele rechter kan aankloppen, of dat het zich (opnieuw) moet wenden tot de Ondernemingskamer. De rechter overweegt dat de wet niet expliciet voorziet in een regeling die het verantwoordingsorgaan toestaat te procederen wanneer zijn rechten worden aangetast, en een beroep op de bestaande mogelijkheden geen oplossing biedt. Een redelijke wetsuitleg betekent daarom dat het verantwoordingsorgaan bij de civiele rechter mag aankloppen als zijn rechten op grond van de Pensioenwet of de statuten worden aangetast.

Zeer terughoudend met veto
Vervolgens oordeelt de rechter dat het bestuur de adviesrelatie tussen het verantwoordingsorgaan en de advocaat niet eenzijdig kan beëindigen. Over de kosten kan wel discussie ontstaan tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan, maar het bestuur moet volgens de rechter zeer terughoudend zijn met een veto. Zeker als het gaat om een adviestraject over de liquidatie van het fonds en de volledige waardeoverdracht. In zo’n traject kan het inschakelen van meerdere deskundigen bovendien noodzakelijk zijn. Ook bezwaren van het bestuur tegen de persoon van de advocaat – en niet zozeer de kosten – kunnen niet leiden tot een veto. In ieder geval niet als misdragingen van de advocaat niet duidelijk zijn gebleken.

Niet aanvaardbaar
Het verantwoordingsorgaan is geen zelfstandige drager van rechten en plichten. Dat is volgens de rechter een ‘eigenaardigheid’ in het kader van de Pensioenwet die moet worden aanvaard. Maar dat betekent niet dat er geen rechtsrelatie bestaat tussen het verantwoordingsorgaan en de advocaat (of zijn kantoor). Het is niet aanvaardbaar dat het pensioenfondsbestuur zelfstandig bepaalt of die rechtsrelatie ontstaat en hoe lang die duurt. Dat zou indruisen tegen de aard van de positie die het verantwoordingsorgaan volgens de Pensioenwet vervult.

Ons commentaar

Inschakelen deskundigen
Een pensioenfondsbestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop dat is uitgevoerd. Daarnaast moet het bestuur het verantwoordingsorgaan de gelegenheid geven advies uit te brengen over een aantal specifieke besluiten. Meestal gaat dat wel goed: er is sprake van ‘dialoog’ en het bestuur neemt het verantwoordingsorgaan mee in voorgenomen besluitvorming. Hierbij kan het verantwoordingsorgaan onder voorwaarden één of meer deskundigen inschakelen voor ondersteuning. Een aantal artikelen uit de Wet op de ondernemingsraden is daarbij ook van toepassing op de verhouding tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan.

Mogelijkheden bij geschil
De wet biedt een aantal mogelijkheden als een adviestraject niet goed verloopt. Wanneer het bestuur bijvoorbeeld geen advies vraagt of pas als het advies niet meer van invloed kan zijn op het besluit, óf wanneer de informatieverstrekking gebrekkig is. Dan kan het verantwoordingsorgaan onder meer beroep instellen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Beroep op civiele rechter
Waar de wet niet in voorziet, is wat het verantwoordingsorgaan kan doen als de wettelijke mogelijkheden zijn uitgeput of geen oplossing bieden. Op dat punt is de uitspraak van de kortgedingrechter in deze casus van belang en een bevestiging van de lijn die de rechter eerder in 2011 ook al trok. Ondanks dat een verantwoordingsorgaan – als medezeggenschapsorgaan binnen een pensioenfonds – niet een zelfstandig drager van rechten en plichten is, kan het in deze gevallen wel een beroep doen op de civiele rechter. De rechter trekt daarbij een parallel met artikel 36 van de Wet op de ondernemingsraden, ondanks dat dit artikel in de Pensioenwet niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op het verantwoordingsorgaan.

Invloed bestuur beperkt
Deze uitspraak is daarnaast van belang voor de vraag in hoeverre het bestuur invloed kan uitoefenen op het inschakelen van een deskundige door het verantwoordingsorgaan. De invloed van het bestuur is beperkt tot wat daarover in de toepasselijke artikelen in de Wet op de ondernemingsraden is bepaald. Uit artikel 22 lid 1 en 2 van deze wet blijkt dat het bestuur de kosten draagt voor het inschakelen van de deskundige, voor zover die redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Het bestuur moet over die kosten wel vooraf in kennis zijn gesteld. Voor het uitspreken van een veto op grond van deze bepalingen moet het bestuur terughoudend zijn, zeker als het gaat om trajecten met betrekking tot volledige waardeoverdracht en liquidatie van het fonds. In relatie tot de persoon van de adviseur heeft het bestuur geen recht een veto uit te spreken, althans niet als de adviseur zich niet overduidelijk misdraagt. Ergernis bij het bestuur is voor en veto in ieder geval niet voldoende.

Bronnen: Rechtbank Den Haag, 9 december 2020 en Gerechtshof Amsterdam, 16 mei 2011

Auteur