Spring naar inhoud

AG Prognosetafel 2018

Het Actuarieel Genootschap (AG) publiceerde op 12 september de AG Prognosetafel 2018. Deze tafel is gebaseerd op hetzelfde model als de AG Prognosetafel 2016. Het Actuarieel Genootschap geeft hierbij aan: ‘Met de publicatie van de Prognosetafel AG2018 presenteert het AG zijn meest recente inschatting van de toekomstige sterfte voor de Nederlandse bevolking. Deze inschatting is gebaseerd op zowel Nederlandse sterftedata als sterftedata van Europese landen met een vergelijkbare welvaart als in Nederland. De Prognosetafel AG2018 vervangt de Prognosetafel AG2016’.

Zoals bekend is de levensverwachting in Nederland toegenomen. Naast het effect op maatschappelijke ontwikkelingen is het vooral voor pensioenfondsen en verzekeraars van belang om goed inzicht te krijgen in deze ontwikkelingen. Vanuit de nieuwe AG Prognosetafel wordt de laatste inschatting gegeven van de toekomstige sterfte van de Nederlandse bevolking. Voor pensioenfondsen en verzekeraars is het hierdoor mogelijk om bij de berekening van de benodigde voorzieningen voor de pensioenaanspraken rekening te houden met de verwachte toekomstige ontwikkeling van de sterfte c.q. levensverwachting.

Zoals het AG aangeeft is de wijziging van de uitkomsten vanuit de AG Prognosetafel 2018 ten opzichte van de tafel van 2016 alleen het gevolg van het toevoegen van nieuwe data van de afgelopen 2 jaar. Dit laat zien dat er in de afgelopen jaren meer mensen zijn overleden dan werd aangenomen op basis van de AG Prognosetafel 2016. Dit is met name het geval bij mensen op hogere leeftijd. Deze ontwikkeling door vertaald naar de AG Prognosetafel 2018 betekent dat de verwachte stijging van de levensverwachting minder groot is dan eerder werd aangenomen. Er is dus meer sterfte dan werd aangenomen.

Het effect van de hogere sterfte op de voorzieningen en op de dekkingsgraad is positief voor de pensioenfondsen. Doordat het aantal verwachte uitkeringsjaren daalt, betekent dit dat de voorziening die moet worden aangehouden voor deze toekomstige uitkeringsjaren ook daalt. Het AG heeft berekend dat de voorziening voor mannen gemiddeld met 1,2% kan dalen en voor vrouwen zelfs met gemiddeld 1,6% (uitgaande van een rente van 1%). Ook hebben deze ontwikkelingen gevolgen voor de premie. De kostendekkende premie kan ook worden verlaagd. Alhoewel de aangenomen sterfte hoger is geworden en daardoor de koopsommen voor nabestaandenpensioenen zullen stijgen, is het effect van de afnemende levensverwachting groter op de koopsommen voor de levenslange pensioenen. Met andere woorden: de kostendekkende premie zal voor het komende jaar voor pensioenfondsen veelal lager uitpakken dan in dit jaar het geval was. Voor pensioenfondsen die weinig premieruimte hebben en mogelijk zelfs hun opbouw moeten verlagen (bijv. bij een collectieve dc-regeling) krijgen hierdoor meer ruimte die mogelijkheden geeft om de opbouw te handhaven.

Toch kan het effect van de AG Prognosetafel veelal niet direct 1-op-1 worden door vertaald naar de voorziening en dekkingsgraad. Veel pensioenfondsen herijken hun ervaringssterfte veelal op het moment dat er een nieuwe prognosetafel wordt gepubliceerd. Dit houdt in dat het effect van de sterftegrondslagen op de voorziening in dit geval bestaat uit het (positieve) effect van de AG Prognosetafel 2018 en het effect van de herijkte ervaringssterfte.

Het daadwerkelijk effect op de voorziening en derhalve ook dekkingsgraad, is afhankelijk van het moment waarop het bestuur van het pensioenfonds het besluit neemt om de nieuwe (sterfte)grondslagen in te voeren. Als dit besluit plaatsvindt in september dan moet ook, bij het bepalen van de voorziening en dekkingsgraad, in september hier al rekening mee worden gehouden.