
Groot deel pensioenkortingen voorlopig afgewend
Er is een ‘uitzonderlijke economische situatie’
De vrijstelling van de minister houdt verband met de uitzonderlijke economische situatie. De dekkingsgraden van de pensioenfondsen zijn sterk gedaald door de recente daling van rentes met langere looptijden. Voor de minister is dit economisch uitzonderlijk genoeg om op korte termijn rust te bieden en dreigende kortingen te voorkomen of te beperken. Dit staat in de recente brief van de minister aan de Tweede Kamer. De aangekondigde vrijstellingsmogelijkheid wordt naar verwachting op korte termijn in een ministeriële regeling gevat. De vrijstelling betreft zowel de kortingen in verband met het niet voldoen aan het ‘vereist eigen vermogen’ (VEV) als het ‘minimaal vereist eigen vermogen’ (MVEV).
Veel VEV-kortingen voorkomen
Een pensioenfonds moet de pensioenen korten, wanneer het niet voldoet aan het vereist eigen vermogen (de meeste voldoen daar wel aan bij een beleidsdekkingsgraad tussen de 110 en 125%) en wanneer het geen herstelplan heeft waaruit blijkt dat binnen 10 jaar de vereiste beleidsdekkingsgraad wel wordt bereikt. De minister verlengt de maximale hersteltermijn nu naar 12 jaar. Dit voorkomt veel zogenoemde ‘VEV-kortingen’.
Periode onder MVEV verlengd
Pensioenfondsen voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen bij een beleidsdekkingsgraad tussen 104% en 105%. Wanneer een pensioenfonds daar langer dan vijf jaar onder zit, moet het direct korten op de pensioenen. In het pensioenakkoord van 4 juni 2019 zijn al overgangsafspraken gemaakt, waarmee aan het einde van deze vijf jaar alleen hoeft te worden gekort als de dekkingsgraad op dat moment lager is dan 100%. De minister heeft nu bepaald dat fondsen die eind 2019 vijf jaar lang een te lage beleidsdekkingsgraad hadden in 2020 géén korting hoeven door te voeren
Wel voorwaarden aan vrijstelling
Voorwaarde om gebruik te maken van de beide vrijstellingen is dat de actuele dekkingsgraad minimaal 90% is of, wanneer eerst een korting wordt doorgevoerd, minimaal 90% bereikt. Een tweede voorwaarde is dat het pensioenfonds onderbouwt waarom het gebruikmaakt van de vrijstelling. Ook moet het pensioenfonds deelnemers en pensioengerechtigden informeren over de gevolgen.